Elsbeth Vernoutinterviews, wetenschap, 25 februari 2004

'Gewoon rustig je werk doen is er niet bij'

Interview met Peggy Cohen-Kettenis

Samen met Louis Gooren noemt ze zich inmiddels de ‘oma en opa’ van de academische genderwereld in Nederland. Peggy Cohen-Kettenis hield onlangs haar oratie aan de VU in Amsterdam over transgenderisme en interseksualiteit. Ze vertelt over haar vakgebied dat volop in beweging is. ‘Ik verwacht ontwikkelingen op het gebied van gedeeltelijke geslachtsaanpassingen.’

Hoe bevalt de overstap van de afdeling kinderpsychologie van het Utrecht Medisch Centrum naar het genderteam van de VU?
‘Ik werk nu anderhalf jaar op de VU. Het fijne is dat genderproblematiek hier niet wordt gezien als een raar verschijnsel. Het is bekende problematiek. In Utrecht was de genderafdeling een klein onderdeeltje binnen de hele kinderpsychiatrie. We zaten daar met een team van vier tot vijf parttime medewerkers en moesten kinderen doorverwijzen naar de VU als medische behandeling nodig was. Hier zit alles onder één dak. Er zijn toch al gauw een stuk of twintig mensen bezig met het onderwerp. We krijgen hier 150 nieuwe volwassen transseksuele patiënten per jaar en rond de 70 kinderen met genderproblematiek.‘

Komt het genderteam langzamerhand uit het verdomhoekje?
‘Op sommige niveaus zijn we erkend. Genderproblematiek is de moeite van het onderzoeken waard, zo is de algemene opinie inmiddels wel. Mensen raken vertrouwder met het onderwerp. Dit komt mede omdat kinderen en adolescenten met problemen rond gender steeds vaker in de publiciteit komen. Ouders lijken minder bang om hun kind op tv te laten komen en in de bladen. In serieuze programma’s als Vinger aan de pols wordt het onderwerp behandeld. Dat vind ik niet zo slecht. De kinderen die daar aan meewerken worden populair op school, iedereen vind het  hartstikke cool dat ze zo anders zijn. Alleen weet je natuurlijk niet of dat ook nog geldt als ze tien jaar ouder zijn. Ik heb mijn bedenkingen bij het onbeperkt meewerken aan tv-programma’s.’

Hoe staat het met de vooroordelen over transgenders?
‘Doordat ook onschuldige jongeren met hun genderproblemen naar buiten komen, worden transgenders niet meer zo snel gezien als gestoorde mensen die buitenissige keuzes maken. Aan de andere kant hangt om het onderwerp nog steeds een waas van wantrouwen. Het is eng en verdacht wat hier bij het genderteam gebeurt, zo horen we ook nog vaak.’

Wat is momenteel de belangrijkste ontwikkeling binnen het vakgebied?
‘De vroege behandeling van adolescenten met puberteitsremmers. Door het toedienen van bepaalde hormonen krijgen jongeren meer tijd om te beslissen of ze inderdaad een geslachtsveranderende operatie willen aangaan. De strijd tegen baardgroei en een zware stem, of tegen het ontstaan van borsten, kan nog even worden uitgesteld. Deze behandeling is nog vrij nieuw en experimenteel. We lopen hierin tamelijk voorop. Als ons vermoeden wordt bevestigd en blijkt dat er geen negatieve effecten zijn voor de langere termijn, dan kun je dit zien als een doorbraak. Uit de hele wereld krijgen we vragen over deze behandelmethode. Momenteel hebben we twintig tot vijfentwintig jongeren vanaf dertien jaar onder behandeling. Het is de beste oplossing voor een bepaalde groep, maar je moet goed selecteren.’

Psychiater à Campo leverde stevige kritiek op het toedienen van puberteitsremmers aan jongeren. Hij bracht transseksualiteit in verband met psychische stoornissen als schizofrenie. Omdat je op jonge leeftijd nog niet kunt vaststellen of de jongeren schizofreen zijn, moet je volgens hem nog niet behandelen.
‘Volgens à Campo doen schizofrene patiënten iets bizars met hun lichaam voordat ze psychotisch worden. Ze verven hun haar groen, of gaan allerlei piercings dragen. Hij stelt dit gelijk aan wat jonge transseksuelen doen met hun lichaam. Terwijl dit er klinisch helemaal niet op lijkt. Het zijn niet te vergelijken verschijnselen.’

Hoeveel impact heeft zo’n beschuldiging op het genderteam?
‘Zelf zijn we niet zo onder de indruk van zijn kritiek, omdat we de feiten kennen. Bovendien is à Campo geen expert op het gebied van kinderen, noch genderstoornissen. Maar hij heeft natuurlijk wel de publieke opinie aan zijn kant. Hij roept heel hard wat zijn mening is, via de media, over een onderwerp dat toch al gevoelig ligt. In plaats dat hij eerst bij ons komt om dingen te checken. Zijn actie kan conservatieve krachten mobiliseren. In zoverre kan hij schade toebrengen aan ons werk.’

Hoe komt het toch dat dit vakgebied zo vaak wordt aangevallen?
‘We zijn pioniers. Aan alle kanten morrelen mensen aan ons werk. Gewoon rustig je werk doen is er niet bij. Allereerst heb je collega’s zoals à Campo die bekritiseren wat we doen. Dan heb je de publieke opinie die het ziet als taboeonderwerp. Subsidiegevers aarzelen om onderzoeksgeld beschikbaar te stellen, subsidiepotjes blijven gesloten. En dan heb je de patiënten zelf. Ze vinden ons niet progressief genoeg, te voorzichtig.’

Kunnen patiënten zelf iets verbeteren aan die opstelling?
‘Ik denk dat patiënten zich niet altijd realiseren wat voor druk ze soms uitoefenen op de artsen en andere behandelaars. Door bijvoorbeeld klachten in te dienen. Uiteindelijk gaat dit ten koste van de goodwill die patiënten krijgen van hun behandelaars. Oh, daar heb je weer zo’n lastige transseksueel. Het komt voor dat patiënten heel boos zijn omdat ze niet de behandeling krijgen die ze willen. Ze kunnen zich niet beheersen en trappen de deur in of spuwen artsen in hun gezicht. Door dit soort acties haken veel behandelaars weer af, terwijl het toch al moeilijk is om mensen te vinden met een langere expertise. Het gevaar is dat het beeld wordt bepaald door een kleine groep raddraaiers.‘

Wat houdt het werk voor u zelf interessant?
‘Het is een vakgebied waar zo ontzettend veel te doen valt. De halve wereld doet onderzoek naar iets als angststoornissen, maar dit vakgebied is nog relatief nieuw. Inhoudelijk is het interessant en heel gevarieerd. Bovendien ben ik trots als ik zie hoe het sommige patiënten vergaat na een operatie. Hun levenskwaliteit wordt beter, het  lichaam komt dichter bij hun gevoel en daardoor functioneren velen beter dan voor hun behandeling. Niet dat je hierdoor verder een ideaal leven krijgt, dat is weer de beperking ervan.’

Wat zijn de plannen voor de komende jaren met het genderteam?
‘Ik verwacht ontwikkelingen op het gebied van gedeeltelijke geslachtsaanpassingen. In het verleden was de VU heel voorzichtig op dit punt. We gaan ook nu niet zomaar de deuren wijd openzetten, maar we willen wel kijken hoe we die populatie goed kunnen onderzoeken. Wie zijn die mensen die alleen een gedeeltelijke behandeling willen? Om hoeveel mensen gaat het, en wat zoeken ze precies? Dit is nooit systematisch in kaart gebracht. Aan de hand van dit onderzoek is het de bedoeling om een geselecteerde groep een gestructureerd aanbod te doen voor behandeling. Vervolgens gaan we het traject evalueren.
Vanuit het nieuwe kenniscentrum genderdysforie aan de VU gaan we diverse projecten opzetten en onderzoek doen. Al is dit laatste natuurlijk wel weer afhankelijk van de subsidies die we krijgen. Onderzoek is de allerbeste weg om dit vakgebied uit te breiden. Als we goed onderbouwd onze stappen zetten, nemen we critici de wind uit de zeilen. Anders krijgen we snel nog meer à Campo’s over ons heen. Dan is de huidige behandeling op den duur ook niet meer mogelijk.’

De tekst van de inaugurele rede van Peggy Cohen is te vinden via onderstaande link:
www.bezinningscentrum.nl/tg/geslachtoffers.htm


<