Fleur Brouweropinie, 17 januari 2003

Bier m/v


Vorige week liep ik met mijn ziel onder de arm door de binnenstad. Alle hardlopende werkmensen waren allang in hun burchten verdwenen en dus drentelden er nu over het zonnige Damrak alleen nog de duizenden toeristen. In de buurt van de Bijenkorf kwaakten miljoenen dames uit Maarssenbroek. Ik keek, ik dacht als een slenteraar. Ik dacht over het leven van de patatduiven omdat ze me voor de voeten liepen. En ik dacht over het verschijnsel man en het verschijnsel vrouw vanwege de ruzie van mijn hoge hakken met de onregelmatige keitjes op de Dam. Ik slenterde, ik keek: ja, ook in de Paleisstraat vrouwen en mannen! Voor de honderdduizendste keer verbazing, als altijd gemengd met onzekerheid. In mij zoemde het 'waarom ik niet?' alweer. Er was geen antwoord. Wel was er het besef dat het niet anders was dan míjn blik, míjn door van alles en nog wat gemodelleerde filter dat maakte dat ik er vanuit ging dat het volk om mij heen in tweeën gedeeld werd door een onzichtbare maar voelbare, heldere en onmiskenbare muur.
Vanonder mijn arm klonk een zacht lachje. Mijn ziel! Wat was er? Over het algemeen vindt mijn ziel het aangenaam om de wereld vandaar - zonder mijn gangbare en minder gangbare gedachten en gevoelens - te kunnen beschouwen. Mijn ziel doet liever niet mee aan gebrekkige analyses. 'Al dat gedenk over indelingen maakt alleen maar dat je je onzeker gaat voelen', beweert hij vaak. 'Kijk naar mij: ben ik m of v? Nee toch?'
Terwijl ik een stoel bemachtigde op het caféterrasje aan de gracht, lachte mijn ziel weer. Of was het nu een zacht wenen? Voordat ik haar kon vragen wat er was, kwam de serveerster. 'Mevrouw. Wat mag het zijn.' Een biertje. Mijn donkere stem maakte haar ineens aandachtig. Maar het was Amsterdam, ze was wel wat gewend. Ze lachte. Een brutale lach. Zonder nog iets te zeggen ging ze weer naar binnen. De mensen naast mij wierpen blikken. Ik wierp een blik terug. Man, vrouw, grachtengordel? Ach, er kwam een troepje zingende meiden voorbij en ze waren me al vergeten. Toch zat ik niet lekker meer. Een paar blikken en ik was al niet meer mijzelf! Mijn ziel bewoog onrustig. Wilde ze soms terug in mijn lijf?
De serveerster bracht het bier. Ik glimlachte, bedankte haar. Direct betalen maar. En toen, door een paar woorden, veranderde de dag. De serveerster ging er voor staan. M'n ziel keek naar haar ogen en wist het meteen. Maar ik had niks door, ik dacht dat ze me niet had verstaan. 'Betalen', herhaalde ik. Even nog was het stil. Toen zei ze kalm: 'Eerst zeggen of u een man bent of een vrouw'. En ze wachtte. De grachtengordel was weer een en al aandacht. Ik voelde het zweet op mijn rug. Als niet precies op dit moment mijn ziel een stukje uit de Goldberg-variaties van de oude Bach was gaan fluiten, dan had ik niks teruggezegd. Ik was opgestaan, gevlucht. Nu zei ik bijna kalm: 'Ik kan het je niet zeggen. Ik ben geen van beide. Ik ben allebei.' De serveerster knikte ernstig. Ze zei: 'Goed. Dit is een biertje van de zaak. Voor de mán. En als u even blijft dan krijgt de vrouw er daarna ook nog eentje.' Nu lachte mijn ziel zo aanstekelijk dat mijn keel, mijn mond, mijn hele gezicht haar voorbeeld volgde. De grachtengordel grinnikte. De serveerster was al weer verderop.

Ik dronk mijn gratis mannenbier. Mijn ziel was in mij teruggekeerd en fluisterde: 'Stop! Ontrafel dit niet, geniet nou toch gewoon als mens van zon en bier.'