Arianne van der Venachtergrond, 21 september 2011

Tijdlijn 1911

De flits van Freud: hoe transgenders bijna vijftig jaar verdwijnen.

In 1893 meldt de president van het Saksische gerechtshof zich bij zijn psychiater. Hij is die ochtend wakker geworden met de gedachte "dat het niet onaardig zou zijn om de liefdesdaad te bedrijven. Niet als man, maar als een vrouw". Het verloop van de ziektegeschiedenis van deze rechter zal de behandeling van transgenders in de komende tachtig jaar in belangrijke mate beïnvloeden.

De rechter heeft het gevoel dat zijn verlangen om een vrouw te zijn van buiten komt, en niet uit hemzelf. Hij is gealarmeerd. Hij wil opgenomen worden. Gedurende zijn verblijf in de inrichting verergert zijn conditie: hij denkt dat zijn lijf van binnen uit wegrot, hij ziet vreemde verschijningen en hoort hemelse muziek. Wekenlang kijkt hij wezenloos voor zich uit, gevangen in hallucinaties. Hij voelt zich gekweld door God, die goddelijke stralen op hem afzendt en verschrikkelijke dingen doet met zijn lichaam. Regelmatig mist hij een deel van zijn lijf, soms zelfs zijn gehele buik. Maar op een dag realiseert hij zich dat God hem met deze stralen langzamerhand in een vrouw verandert... om zijn bruid te worden en de wereld te redden.  

Paul Schreber
Paul Schreber

Vanaf het moment dat de rechter Paul Schreber weet dat hij de bruid van God zal worden, daalt een serene rust over hem neer. Zijn wanen zijn niet bedreigend meer. Hij lijdt niet meer. Langzaam komt zijn geheugen terug. Zo ook zijn formidabele vermogen om zijn gedachten in woorden te vatten. Om zijn ontslag uit de psychiatrische kliniek te bespoedigen schrijft hij een boek voor zijn psychiater over zijn hemelse wanen en zijn verandering in de bruid van God. Hij doet dit zo mooi, dat een spiritistisch genootschap zijn boek op grote schaal publiceert.

Vijftien jaar later leest Freud het boek van Schreber. Hij wordt gegrepen door het transgender motief, en schrijft van 1909 tot 1911 aan een duiding van zijn wanen. Freud's duiding van de psychotische wanen van Paul Schreber zal de houding van generaties van psychoanalytici jegens transgenders bepalen. Zij zien de transgender maar al te vaak als een psychoot. 

Het onbewuste

Net als de negentiende-eeuwse seksuologen zoals Krafft Ebbing en Hirschfeld, ontwikkelt Freud zijn theorie door het observeren en beschrijven van  individuele gevallen. Maar anders dan zijn voorgangers laat Freud zijn patiënten niet voor zichzelf spreken. Freud's interesse ligt vooral in het opsporen van verlangens en impulsen die zijn verdrongen naar een "het onbewuste". Behoren Hirschfeld's cliënten tot de Berlijnse bohemiens, Freuds cliënten behoren tot de Weense aristocratie, een wereld waarin het onderdrukken van ongepaste gevoelens belangrijk is. "Het onbewuste" is dan ook Freud's grootste uitvinding. Vanuit dit onbewuste kunnen verdrongen verlangens alleen nog op een onherkenbare manier tot ons komen, middels dromen, versprekingen en bizarre gedragingen. Freud gelooft dat hij de betekenis van die vreemde gedragingen en dromen van zijn cliënten kan achterhalen. Als de cliënt Freuds duiding aanvaart, en het bestaan van de verdrongen gevoelens accepteert, dan zullen de vreemde dromen en gedragingen vanzelf ophouden. Ervoor in de plaats komt dan het meer alledaagse leed, en een perspectief op een stukje verbetering.
Nu zijn Freud's duidingen wel vaak dezelfde soort. Freud gelooft in het lustprincipe. Het primaire doel in het leven is volgens hem het bevredigen van seksuele lust. De meeste duidingen van Freud gaan dan ook over verdrongen seksuele wensen, of over verdrongen haatgevoelens of jaloezie jegens seksuele mededingers.

Freud duidt Schreber's waan dan ook als een seksuele wensvervulling: in zijn waan maakt God Schreber tot vrouw... en dan mag Schreber naar mannen verlangen. Schreber kan zijn homoseksualiteit niet aanvaarden. 

Transgenders als verkapte homoseksuelen

En dan is er nog iets dat Freud goed wil uitleggen: homoseksuele mannen zijn gewone mannen en niet, zoals Ulrichs, Krafft Ebbing en Hirschfeld stelden, mannen met een min of meer uitgebreid vrouwelijk aspect.

"de homoseksueel is niet, zoals weleens verteld wordt in sommige populaire geschriften, een vrouwelijke persoon die gevangen is in een mannelijk lichaam (...) Het idee dat de natuur in een dolle bui een derde sekse geschapen zou hebben, komt te vervallen." Freud, Psychogenese van  homoseksualiteit in een vrouw (1920)

Freud's volgelingen gaan nog verder. Niet alleen zijn homoseksuelen geen vrouwelijke mannen, maar transgenders zijn verkapte homoseksuelen:

" De reden dat een capabele wetenschapper als Hirschfeld de belangrijkste beweegreden tot travestie (homoseksualiteit...red) mist, is dat hij geen psychoanalyse toepast. Maar wij weten dat alle zogenaamd heteroseksuele travestieten alleen maar hun homoseksualiteit verbergen. Gutlieb and Stekel (1920)

Freud's gendertheorie: in een flits

Freudianen geloven niet in transgender. Dat komt ook omdat zij een heel uitgesproken idee hebben over het ontstaan van gender. Voor Freud ontstaat gender op het eerste moment dat een naakt jongetje en een naakt meisje elkaar zien. "In een flits", schrijft Freud "realiseert het meisje zich de minderwaardigheid van haar geslachtsdelen", terwijl de jongen zich bewust wordt van de superioriteit van de zijne. Vanaf dat moment lijdt het meisje aan penisnijd, en ziet het meisje zichzelf als gecastreerd. Haar enige soelaas is dat zij wellicht op een dag geboorte kan geven aan een zoon, en op die manier haar eigen fallus kan creëren. Daarom identificeert het meisje zich met haar moeder en verlangt zij om zelf moeder te worden. 

In Freud's zienswijze wordt iemands gender-identiteit dus geheel bepaald door de aanwezigheid of afwezigheid van een penis. Hij ziet gender als een genitaal feit. Een transgender ontkent dus eenvoudig de werkelijkheid. Veel Freudianen, zoals de Franse psychoanalyticus Jaques Lacan, hebben nooit een transgender ontmoet, maar weten wel dat transseksuelen "ziek zijn tot op een diep psychotisch niveau". 

Latere psycho-analytici

Niet iedere Freudiaan ziet het zo zwart in als Lacan. Freudianen kijken met hun duidingen dwars door hun transgender cliënten heen, maar zien zelden hetzelfde. Zo ziet de analyticus Fenichel travestie als een uiting van castratieangst. Travestieten zouden "fallische vrouwen" zijn, "onder wiens rokken een geruststellende penis schuil gaat". Dat klinkt toch al minder negatief dan Lacan. In de jaren zeventig heeft de moeder het gedaan. De analyticus Stoller meent dat transgenders moeders hebben die mannen haten en daarom hun zonen vervrouwelijken. Als de moeder voor het zesde levensjaar toeslaat, wordt de zoon transseksueel. Gebeurt het daarna, dan wordt hij travestiet.

Sigmund Freud
Sigmund Freud's epigonen kijken door hun cliënten heen, maar zien zelden hetzelfde.

"Ethisch vergrijp"

Gedurende de jaren twintig en dertig werd het mogelijk om transgenders medisch te behandelen. Daar hebben de psychoanalytici zich tot de jaren tachtig met hand en tand tegen verzet. In hun zienswijze staat een medische behandeling van transgenders gelijk aan een ethisch vergrijp. Een medische behandeling van transgenders is het toegeven aan de ziekte en het opgeven van de patiënt. Het mooiste zou zijn als de patiënt uit zijn waan zou kunnen groeien. Helaas blijken transgenders bijzonder therapieresistent. Geen enkele analyticus heeft de genezing van een transgender beschreven. Transgenders zijn niet analyseerbaar zijn omdat zij te diep gestoord zijn. Zo menen de analytici. Hiermee hebben zij duizenden transgenders een complex bezorgd en vele medici een negatieve houding gegeven tegenover de zorgvraag van transgenders.

Van 1920 tot 1975 domineerden de psycho-analytici de geestelijke gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten. Hun invloed was zo intens dat ook transgenders die wel een medische behandeling wisten te bemachtigen, zichzelf "homoseksueel" noemden. Zo noemde de eerste Vrouw naar Man transseksueel die in de jaren veertig zowel een chirurgische als een hormonale behandeling kreeg, de arts Michael Dillon, zichzelf  een homoseksueel, ondanks dat hij de rest van zijn leven als mannelijke arts met een vrouw getrouwd was. Hirschfeld's woorden voor transseksuelen waren volstrekt onbekend geworden.

Het einde van de psycho-analytische dominantie

Gedurende de jaren zeventig wordt de psychoanalyse overvleugeld door modernere vormen van psychotherapie. Maar al eerder verliest zij haar greep op de behandeling van transgenders.

Dit is te danken aan een student van Hirschfeld: Harry Benjamin. Benjamin was een van de studenten die Hirschfeld gedurende de eerste jaren van de twintigste eeuw meenam op zijn rondes langs de Berlijnse homo- en transkroegjes. Benjamin begint in New York een praktijk. Hij specialiseert zich in de endocrinologie en vanaf 1948 komt hij in contact met transgender cliënten. Hij wordt, net als zijn oude leermeester, een specialist op het gebied van transgender zorg.
In 1966 publiceert hij "The Transsexual Phenomenon". Met dit boek haalt hij zich de woede op de hals van de psychoanalytici, die op dat moment nog steeds de psychiatrie domineren. In The Transsexual Phenomenon levert Benjamin een geheel diagnostisch apparaat voor gehele of gedeeltelijke medische behandelingen van travestieten en transseksuelen. Hij doet dit helemaal op de manier waarop Hirschfeld dit gedaan zou hebben, vol met gevalsbeschrijvingen en zonder vreemde duidingen van onbewuste verlangens. Hij biedt hen een behandeling op maat. Met zijn advies om sommige transgenders gedeeltelijk - en niet per se geheel - te behandelen is zijn boek in 1964 al verder dan menig genderteam vandaag.

De komst van Benjamin's boek, samen met de publiciteit rondom Christine Jorgensen en een algemene antiautoritaire trend in de jaren vijftig en zestig, bevrijdde transgenders van de decennialange onderdrukking door psychoanalytisch georiënteerde psychologen en psychiaters, die in hun theorie geen ruimte hadden voor transgenders. Benjamin is daarmee een van onze "bevrijders". En God betere het, hij heeft ook nog in de kroeg gezeten met die andere eigenwijze Berlijnse bevrijder van transseksuelen: met Magnus Hirschfeld.

Benjamin en Hirschfeld
Benjamin (links) en Hirschfeld (midden) met een collega van Benjamin in Chicago in 1930