Gabriël Boswetenschap, recensies, 1 december 1998

Hoezo vrouwen?

Mannelijke vrouwen in de negentiende eeuw

 

Centraal in het proefschrift van Geertje Mak staat het begrip mannelijke vrouwen, dat fungeert als een verzamelnaam voor diverse Europese vrouwen uit de negentiende eeuw die door zichzelf en/of anderen als mannelijk werden beschouwd en benoemd. Mak pleegde sectie op een corpus zeer gevarieerde teksten: kranten, rechtbankverslagen, romans, autobiografieën, brieven en medische verhandelingen. Haar proefschrift is een omvangrijk naslagwerk dat vraagt om terugbladeren en herlezen. Gabriël Bos legt Maks visie en bevindingen onder de microscoop.

Sommige mannelijke vrouwen leefden als man (passing women), anderen streden voor dezelfde rechten als mannen (feministen). Er waren er die seks hadden met vrouwen (geïnverteerden) en die biologisch tweeslachtig waren (hermafrodieten). Niet de vrouwen zelf zijn onderwerp van deze studie. Was dat wel zo, dan zou de auteur zijn ingegaan op vragen als: wie waren deze vrouwen en wat bezielde hen om zich mannelijk te gedragen? Over dat thema is al eerder geschreven. 'Vrouwen in mannenkleren' van Dekker en Van der Pol bijvoorbeeld gaat over de beweegredenen van vrouwen om zich als man te verkleden. De motieven die zij onderscheiden variëren van economische tot seksuele. Mak distantieert zich nadrukkelijk van deze onderzoekshouding. Het gaat haar om de manier waarop over mannelijke vrouwen wordt geschreven, niet om de zogenaamde referentiële werkelijkheid die achter de woorden schuilt.

Een aantal malen echter verlaat Mak haar eigen onderzoekshouding en gaat ze toch een stap verder: dan weidt ze uit over wie de vrouwen in werkelijkheid waren en wat hun visie was op zichzelf en de maatschappij waarin ze leefden.
Bij de feministe Madeleine Pelletier vraagt Mak zich bijvoorbeeld af wat er gebeurd zou zijn als Pelletier in contact was gekomen met de vrouwen die als man leefden (de passing women). Zou Pelletier zich bij nader inzien tot deze derde sekse categorie hebben gerekend, of zouden de passing women spontaan feminist zijn geworden?
Dergelijke speculaties zijn, hoe leuk ook, nogal onwetenschappelijk. Alles speelt zich af in de fantasie van de schrijver, die zich overigens sterk lijkt te identificeren met haar studieobjecten.

Een hermafrodiet

Hercul(ine) Barbin

Waarschijnlijk maakt Mak een vergissing door de personen/personages die in de bestudeerde teksten centraal staan, per definitie te betitelen als vrouwen. Zij kadert hen daarmee in op een manier die niet altijd even toepasselijk lijkt. Zo valt uit de verhalen over de passing women af te leiden dat de meesten van hen als aanspreekvorm man zouden verkiezen boven vrouw.
Alleen in het geval van Hercul(ine) Barbin heeft Mak de visie van de persoon zelf expliciet in haar onderzoek betrokken. Barbin heeft een autobiografisch geschrift nagelaten waarin blijkt dat zij/hij als een vrouw is opgevoed maar zich een man voelde. In deze oorspronkelijke tekst verandert de pronominale aanduiding van zij naar hij. Deze verandering sluit aan bij de identiteitsbeleving: wanneer zij steeds meer als een hij gaat leven, verandert de aanduiding van zij naar hij. Mak op haar beurt gebruikt de pronomina afwisselend (maar inconsequent).
Barbin is in medisch-wetenschappelijke teksten als hermafrodiet geduid. Volgens Mak is dit een categorie die in het negentiende eeuwse vertoog geen plaats had. Zij trekt daaruit de conclusie dat er dus geen leven mogelijk is voor een persoon als Barbin. Barbins zelfmoord brengt zij hiermee in direct verband. Daardoor lijkt het of deze zelfmoord een tekstuele oorzaak heeft. Waar geen woorden zijn, zijn geen wegen, zo lijkt Maks stelling te luiden. Wat niet geformuleerd is, bestaat niet. Dat lijkt mij te somber gedacht. Belichamen is iets lijfelijks, teksten zijn geen lichamen. Iemand kan een bepaalde identiteit geheel anders beleven dan zoals deze benoemd of beschreven wordt.
Als je afgaat op de manier waarop sekse wordt beschreven, dan ga je voorbij aan de psychische belevingsruimte van de subjecten (personen) in de realiteit. Om mijzelf als voorbeeld te noemen: ik voel mij een tussenfiguur, voor wie geen adequate aanduiding bestaat. De pronominale verwijswoorden passen mij slecht en het blijft aan alle kanten behelpen om je in de huidige (Nederlandse) taal erkend te weten. Maar dat neemt mijn psychische en fysieke realiteit niet weg: ik ben; ik besta.

Onconventioneel of afwijking

Gedurende het bestudeerde tijdsbestek (1815-1914) vallen er volgens Mak verschuivingen te bespeuren in de kijk op mannelijke vrouwen, hetgeen zijn grondslag vindt in een veranderende visie op sekse en seksualiteit. Twee veranderingen zijn essentieel: het denken volgens een one sex system naar een two sex system en de medicalisering.
Binnen het één-sekse systeem heeft de mens zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen. Een vrouw gedraagt zich vrouwelijk omdat zulk gedrag is voorgeschreven, maar haar vrouwelijke gedrag is niet onlosmakelijk gekoppeld aan haar lichaam. Het twee-sekse systeem daarentegen koppelt mannelijke en vrouwelijke gedragskenmerken wel aan het lichamelijke geslachtsverschil.

Onder invloed van het feminisme trekken in de loop van de negentiende eeuw steeds meer vrouwen een broek aan.

Mak laat zien hoe de verschuiving van het ene naar het andere systeem de reacties op mannelijke vrouwen heeft beïnvloed. Binnen het eerste systeem kon een vrouw mannelijk gedrag vertonen zonder dat dit als onnatuurlijk werd beschouwd. Zij deed alleen iets wat tegen de maatschappelijke conventies indruiste. Volgens het tweede systeem werd een mannelijke vrouw als een afwijking van de natuurlijke orde gezien.
De medicalisering aan het eind van de negentiende eeuw deed hier nog een schepje bovenop. Volgens de medici (van toen, maar ook nog van onze tijd) zijn vrouwen die zich mannelijk voelen en gedragen ziek. Zij mankeren niet (alleen) iets in het kruis maar (ook) iets in het hoofd.

Fantaseren

Het fenomeen transseksualiteit (en andere gradaties van genderdysforie) negeert Mak als mogelijke identiteitsbeleving van de negentiende-eeuwse mannelijke vrouwen. Haar argument is dat de medische hulp toen nog niet bestond en het concept transseksualiteit dus ook niet. De woorden waren er niet, dus de beleving kon er ook niet zijn.
Ook hier betwijfel ik of dit zo is: iemand zou immers kunnen fantaseren over de mogelijkheid van een operatie. Met de wens, de vader van de gedachte, is de fictionele realiteit geboren en het concept van geslachtsverandering dus ook, zij het in het hoofd van een persoon en niet in de negentiende eeuwse medische praktijk. Ik opteer voor de gedachte dat de transseksuele identiteitsbeleving een heel lange geschiedenis heeft, maar dat hulpverlening en medische wetenschap er eenvoudigweg lang over hebben gedaan daar een antwoord op te vinden. Een kwestie van evolutie.

Een monument

Na deze kritiek wil ik besluiten met een groot compliment aan het adres van Mak. Want deze dissertatie is het eerste uitgebreide onderzoek op het gebied van transgender studies in Nederland en alleen daarom al zou ik het een monument willen noemen. Naast alle bekende en voor mij nieuwe gevallen van vrouwen (excusez le mot) die de grenzen van hun vermeende gender overschreden, geeft het boek een goed inzicht in de denkbeelden die in de negentiende eeuw gangbaar waren. Deze studie maakt duidelijk waarom onze huidige opvattingen over gender zijn zoals ze zijn.

Geertje Mak: Mannelijke vrouwen. Over grenzen van sekse in de negentiende eeuw. Uitg. Boom, Amsterdam/Meppel, 1997. 400 blz. f 57,50.