Arianne van der Venrecensies, opinie, 7 augustus 2006

Trans-schrijver J.T. LeRoy verzinsel voor verkoopcijfers

Transgender als succesformule

De best verkochte transgender auteur van de VS J.T. LeRoy, bestaat niet. De 23-jarige jongen die zich op truck stops prostitueert, is in werkelijkheid een 40-jarige huisvrouw uit Brooklyn, met een achtertuintje. Hoe kon Laura Albert, de echte auteur, elf jaar lang de literaire wereld voor de gek houden? En waarom poseerde zij als transgender?

Een schrijfster die tegen de veertig loopt en weinig waardering verwacht voor haar literaire werk, verzint een list. Ze belt bekende schrijvers en vraagt hen haar te helpen bij haar ‘autobiografische werk’. De verhalen gaan over een contactgestoorde transgender-jongen die zich voor zijn moeder prostitueert op truck stops, HIV-geïnfecteerd raakt en onwaarschijnlijk goed kan schrijven. De jongen heet J.T. LeRoy.

Petite halfzusje
De schrijvers bijten. Al snel zetten zij hun netwerk in om de jongen te helpen aan uitgevers en contacten met beroemdheden, zoals Madonna, Michael Pitt, Tom Waits en Bono van U2 die LeRoy’s carrière financieel ondersteunen. Laura Albert verdient met haar ‘autobiografische verhalen’ grote bekendheid en een flinke boterham. Haar werk wordt in meer dan twintig talen vertaald, ze sluit dure boekcontracten af en twee boeken worden verfilmd, waaronder een door Gus van Sant. Ze geeft interviews aan de New York Times over haar leven als ex-prostituee, verwaarloosd kind, HIV-patiënt en transgender. Allemaal telefonisch, want in het echt verschijnen kan ze niet. Ze bestaat immers niet.
Wanneer het bijzonder profijtelijk is dat ze wel verschijnt, bijvoorbeeld voor een boekpresentatie, stuurt Albert haar veel jongere en meer petite halfzusje, die als de transgender-schrijver paradeert. Het halfzusje houdt dan zoveel mogelijk haar mond. Elf jaar lang weet Laura Albert de literaire critici, de uitgevers, en het publiek voor de gek te houden. In die tijd schrijft ze drie boeken: Sarah (2000), The Heart is Deceitful Above All Things (2001) en Harold’s End (2005).

De MGM studio
David Wiegland, auteur en recensent van de San Francisco Chronicle, beschrijft hoe ze dat voor elkaar speelde. ‘Vijf jaar geleden nam ik de telefoon op in mijn kantoor en zei “hallo.” Er was een doodse stilte aan de andere kant. Ik zei opnieuw “hallo”, en opnieuw die stilte. “J.T..?” vroeg ik. Ik kende J.T. niet, maar ik had even tevoren zijn eerste boek Sarah een goede recensie gegeven. Uiteindelijk begon een stem te schrapen en te stotteren, en een soort van gesprek begon.’
Wiegland dacht dat hij een door het leven getekende jonge schrijver aan de lijn had die op zijn literaire benen geholpen moest worden. Hij stemde toe om LeRoy’s werk te redigeren. Vijf jaar lang. Gratis. En Wiegland was niet de enige. ‘Gedurende het redigeren, stuurde LeRoy mij e-mails van andere redacteuren die hij aan hetzelfde boek liet werken.
Hij stuurde me e-mails van Dave Eggers , die het verhaal de ene kant op wilde laten gaan, terwijl ik een andere verhaallijn wilde. LeRoy voelde wel wat voor beide oplossingen, zei hij, en liet Eggers en mij ons beste beentje voorzetten.’ Volgens Wiegland gebruikte LeRoy zijn schrijvers zoals Louis B. Mayer zijn schrijvers gebruikte in de hoogtijdagen van de MGM studio: verschillende schrijvers werkten aan dezelfde film, vaak onbewust van elkaar’s bestaan, en Mayer pikte van iedereen de beste suggesties en verhaallijnen. Allemaal voor niets.
Wiegland heeft J.T. nooit ontmoet. ‘Hij belde vooral ‘s nachts en schreeuwde veel. Soms spraken we over zijn verleden, maar wat hij de ene avond zei spoorde niet met wat hij de vorige avond zei.’ Ook is opvallend dat J.T. helemaal opleeft als hij vertelt over zijn afspraken met beroemdheden als Madonna en vele anderen.
Over de jaren zag Wiegland veel van LeRoy’s manuscripten voorbij komen. Ze bezorgden hem veel werk omdat J.T. niet kon spellen en geen leestekens gebruikte. Maar de verhalen waren goed, zegt Wiegland. ‘Ik heb nooit geweten wie ik aan de andere kant van de lijn had, maar ik kende zijn verhalen. En die waren goed genoeg voor mij.’

Nieuwe Warhol
Wiegland is een van de weinige literatoren die vertelt hoe hij er door Laura Albert is ingetuind. De wijze waarop zij Wiegland bespeelde lijkt erg veel op de manier waarop de hoertjes in Albert’s boeken hun klanten bespelen. De auteur en haar personages lijken zoveel op elkaar, dat velen die met J.T. LeRoy spraken, zoals journalist Stephen Beachy van New York Magazine, nog steeds te geloven dat er ‘ergens een echte J.T. LeRoy moet bestaan’. Beachy vertelde op NPR, een amerikaans radiostation, dat Albert voor een sekslijn werkte voordat ze ging schijven, en zo leerde dat mensen zich graag een rad voor ogen laten draaien, als je ze maar opwindt of emotioneert.
Een jaar voor haar ontmaskering gingen al veel geruchten dat de persoon J.T. LeRoy niet bestond en misschien een schrijverscollectief was, waaronder Laura Albert. De verdenking viel op haar omdat zij haar halfzusje altijd begeleidde als die zich als LeRoy presenteerde, en vaak het woord voor hem voerde. In een telefonisch interview met Beachy ontkende LeRoy dat hij een verzinsel van Albert was. Hij vergeleek zich liever met Andy Warhol. Warhol liet zijn schilderijen vaak bedenken, inkleuren en bijwerken door andere kunstenaars uit zijn werkplaats. ‘Misschien zijn mijn boeken ook wel het resultaat van een collectieve inspanning’ zei LeRoy. ‘Ik stuur bijvoorbeeld een stand-in om de presentatie van mijn boeken te doen. Ik kan niet in het openbaar verschijnen, want als transgender ben ik deel van een vervolgde minderheid.’

jt leroy foto

Als J.T. LeRoy echt in het openbaar moest verschijnen, stuurde Laura Albert (links) haar halfzusje met een blonde pruik (midden).

Bleke foundation
De stand-in van de schrijver gaat verborgen achter een dikke bleke foundation en een gele pruik. Een grote zwarte hoed en zonnebril maken de creatie helemaal af. Op haar website kan je een T-shirt met haar beeltenis bestellen. Net als Warhol was LeRoy er niet alleen op uit om icoon-achtige werken te produceren, maar ook om zelf, als kunstenaar een icoon te worden. En wat maakt het dan uit of je ‘echt’ bent? Reinier Kist schrijft in De Groene Amsterdammer dat Amerikaanse schrijvers wel een cult om hun persoon moeten bouwen. ‘Het lege vat dat LeRoy is gebleken, is zo bezien een pakkend kunstwerk’ schrijft Kist.
‘LeRoy heeft bestaan in ons collectief bewustzijn.’ De vergelijking met Warhol lijkt wel erg veel eer voor Albert. Warhol’s werkwijze was geheel open. Hij beduvelde niemand. Tegelijkertijd kan niemand Albert beschuldigen van de enige echte literaire zonde: plagiaat. Veel literatoren schreven lovende recensies over Albert’s boeken, en als haar verhalen toen een literair diamantje waren… moeten ze dat vandaag nog zijn. Bovendien moeten ze bijzonder levensecht zijn, want sommige homo- en transgender-organisaties zeggen dat Albert hun leed en hun verhalen heeft misbruikt om geld te verdienen. Daarom vinden zij dat Albert een deel van de inkomsten van haar boek- en filmcontracten moet inzetten voor transgender organisaties. Zo vindt een begeleider van dakloze transgender jongeren, Mitcho Thompson, dat Albert een tehuis voor zijn doelgroep moet oprichten. Maar is het beeld van de transgender-leefwereld dat Albert schildert echt zo realistisch?

Goddelijk uiterlijk
In Sarah, Albert’s eerste werk, wordt de wereld van de transhoeren het meest indringend beschreven. De hoofdpersoon is een mooi jongetje dat zo makkelijk kan doorgaan voor een meisje dat zelfs haar pooier niet weet dat ze eigenlijk een jongetje is. Hij legt haar op een scharlaken laken, om door bijgelovige truckers aanbeden te worden, als een heilige die hun truck voor ongelukken kan behoeden. Naar haar lijf wordt niet getaald. Af en toe stelt de pooier de spotlights boven haar hoofdje bij, om haar gouden lokken beter te doen uitkomen.
De dakloze transgender jongere in San Francisco die hier een authentiek beeld vindt van zijn leefwereld mag in zijn handjes knijpen. Zo’n goddelijk uiterlijk, zulke devote klanten en zo’n creatieve pooier. Minder bevoordeelde transhoeren vertellen dat hun klanten toch echt seks met hen willen. Als iemand weet dat Sarah een verzinsel is, zijn zij het wel.
In Albert’s tweede roman, The Heart is Deceitful Above All Things komt geen transgenderprostitutie voor. Deze roman gaat over een zoontje van een dakloze prostituee. Af en toe vertrekt de moeder voor een paar maanden met een man, en moet het kind voor zichzelf zorgen. Maar moeder komt altijd weer terug om hem op te eisen uit gastgezinnen, om hem vervolgens opnieuw in de steek te laten. In de moederloze perioden levert het jongetje strijdt om toch van haar te houden door net als zijn moeder te willen zijn. In een scène trekt hij een jurkje aan om aandacht te krijgen van één van moeder’s mannen. Zijn travestie is een manier om met verwaarlozing om te gaan.
Is dat voor transgenders een herkenbare route om transgender te worden? Worden Mitcho Thompson’s dakloze transgender jongeren hier bedrogen met een beeld waarin zij zich kunnen terug vinden? Willen alle transgenderjongeren op hun moeder lijken?

De romans van Albert zijn fictie. Dat kan niemand haar kwalijk nemen. Wat haar wel kwalijk genomen kan worden, zijn juist haar niet-literaire manipulaties. Met haar claim dat haar werk autobiografisch is, heeft ze lezers aangezet haar boeken te kopen en bijgedragen aan een onwerkelijk beeldvorming over transgenderjongeren. En met die claim heeft ze schrijvers aangezet haar verhalen net zo lang te bewerken tot ze leesbaar werden. Ondanks haar ontmaskering hult Albert zich nog steeds in stilzwijgen. Misschien zit ze alweer aan de telefoon. Wie zal ze de volgende keer zijn?

Voor meer informatie en links:
www.en.wikipedia.org/wiki/JT_LeRoy
www.jtleroy.com

Boeken:
J.T. LeRoy (2000) Sarah. Bloomsbury, USA.
J.T. LeRoy (2001) The Heart is Deceitful Above All Things. Bloomsbury, USA
J.T. LeRoy (2005) Harold’s End. Last Gasp, San Francisco.